Reactie VOIA bestuur
Vragen ter voorbereiding op de werksessie FARO En reactie hierop vanuit het VOIA bestuur Deze vragen z...
Visie van Riemer Knoop t.a.v. de vragen die gesteld zijn in de uitnodiging tot gesprek
T.a.v. de ambitie:
De samenleving meer betrekken bij de Malta-archeologie
Vraag 1a
Hoe kijkt u naar het voorstel van de Raad voor Cultuur om publieksbereik toe te voegen aan de verplichtingen van een certificaathouder?
Antwoord: Het is goed dit een verplichting van een verstoorder te maken, niet van de certificaathouder. Wie weet is er wel een ander soort partij die dat beter kan.
Wat zijn volgens u de sterke en minder sterke kanten van dit voorstel.
Antwoord: Nadeel (?) is dat het proportioneel moet. Niet elk onderzoek heeft een even sterke publieke betekenis. In Scandinavië worden uitvoeringsonderzoeken dan ook juist mede geselecteerd op hun publieke (t/o wetenschappelijke) belang.
Is dit voorstel werkbaar voor uw achterban?
Antwoord: Ja hoor. Bij elke opgraving (van enige kaliber/betekenis) een pop-up ArcheoHotspots, daar zijn wij nou echt van.
Zo niet, aan welke voorwaarden moet worden voldaan om het wel werkbaar te maken?
Antwoord: Er moet geld zijn om het te regelen, en de archeologen / depothouders moeten uit hun schulp durven komen – dat de eerste bewerking na wassen, dus sorteren en determineren, van vaak stort/gracht/beerputvondsten ook door passanten gedaan kan worden.
Wordt met dit voorstel een groter publieksbereik en een actievere participatie van inwoners bereikt?
Antwoord: Totaal en geheel. “Opgraving!” betekent straks ook: zelf (even) meedoen.
Vraag 1b
Een aantal van u heeft aangegeven te zoeken naar een vorm die meer flexibiliteit biedt om bijvoorbeeld aan te sluiten bij de mogelijkheden ter plekke en lokale interesses. Men wil zelf een afweging kunnen maken om niet, een beetje of sterk in te zetten op publieksbereik of participatie. Niet gericht op kwantiteit, maar op kwaliteit.
Wat is uw mening over dit scenario?
Antwoord: Bevoegd gezag / het nieuwe Kenniscentrum zou moeten aangeven welke opgravingen het meest voor publieksbereik en participatie in aanmerking komen. Laat dat nou niet aan de bedrijven over.
Hoe zou dit scenario er in de praktijk uit kunnen zien?
Antwoord: Eerst een mooi Kenniscentrum optuigen, lijkt me. En VOORAL niet in de geheimhoudingsmodus schieten zoals wel bij spectaculaire (toevals)vondsten gebeurt.* Pas bekendmaken nadat de locatie “ex situ is behouden” (lijkt me een contradictie) is het tegenovergestelde van “Faro” – met als argument dat de zaak anders vanwege vandalen naar de knoppen gaat. Heb je Faro, wil je meer openheid, dan kan het niet anders dan dat je waar nodig de beveiliging op niveau brengt zodat je er tijdig en adequaat de boer mee op kunt – i.c. de eigenaren van het spul, de samenleving, ervan op de hoogte kunt brengen en in staat stellen in een behoudsvraagstuk te participeren.
Wat zijn de sterke, minder sterke en eventueel zwakke kanten van dit scenario? Wat zijn de effecten van dit voorstel op publieksbereik en participatie?
Antwoord: Zoals hierboven beschreven: wil je openheid dan moet dat wat mogen kosten. Voor niets gaat de zon op. De samenleving doorziet schijnparticipatie echt wel.
Vraag 1c:
Is er een rol weggelegd voor partijen die nu (formeel) nog niet betrokken zijn bij de Malta-archeologie (maar bijvoorbeeld wel bij publieksbereik of participatie)?
Antwoord: Ja/neen, formeel niet. Punt is dat je de Malta-archeologie zou moeten openbreken. Dat gebeurt als je het RvC-advies volgt: meer maatschappelijke inbreng, meer aandacht voor de publieke kant en raison d’être van archeologische ingrepen. De nieuwe partijen zijn de verbeelders, vertellers, urban curators, social designers voor de participatiekant. Creative industry. Omgang met het verleden is geen puur wetenschappelijke taak maar een hybride opgave in het ruimtelijk domein met grote maatschappelijke, aan identiteit en identificatie gerelateerde, betekenisscheppende (meaning making) aspecten.
Vraag 1d:
Publieksbereik en participatie in de Malta-archeologie kost geld. Wie zou deze kosten moeten dragen? En waarom?
Antwoord: Zie vraag 1a. De verstoorder, maar gemixt met centrale overheid. Toepassing van het veroorzakersprincipe (‘de vervuiler betaalt’) trekt archeologie teveel in een uitvoeringsdiscours en gaat voorbij aan inhoudelijke aspecten. Waarom en in hoeverre is archeologie (ook) een publieke zaak? Dat is geen vaststaande werkelijkheid, in beton gegoten (zie Auke van der Wouds vele beschrijvingen van de ontwikkeling van het publieke domein sinds 1813). De voeding van een Kenniscentrum met ca. 5 miljoen per jaar is meer dan een verdubbeling van de academische onderzoekscapaciteit voor de archeologie van het Nederlandse grondgebied. Een deel van die gelden, of een vergelijkbaar volume (orde van grootte), zou voor de publiekskant beschikbaar moeten zijn.
T.a.v. de ambitie: Publieksbereik en participatie als basisvoorziening
Vraag 2a:
Is er aanleiding om ook buiten de Malta-archeologie publieksbereik en participatie in de archeologie te vergroten? Bijvoorbeeld voor educatieve doeleinden, voor ondersteuning van of samenwerking met burgerinitiatieven, of om met archeologische activiteiten andere maatschappelijke doelen te dienen? Zo ja, welke bestaande initiatieven, (vrijwilligers)organisaties of voorzieningen kunnen hiervoor worden ingezet? Zijn er daarnaast extra voorzieningen nodig?
Antwoord: Ja.
1. De ArcheoHotspots, als betrekkelijk nieuwe participatieve “keukentafel voor een wederkerig erfgoedgesprek a.d.h.v. archeologisch materiaal, zonder bijbedoelingen, U-mag-er-aan-zitten-want-het-is-van-U” staat los van Malta, maar kan er wel een plaats in krijgen (zie vraag 1a).
2. Georganiseerde vrijwilligersbewegingen (AWN, DDA, …) moeten/kunnen beter erkend, ondersteund en gefaciliteerd.
3. In het afwegingskader kunnen leken/burgers/passanten een veel prominenter plaats krijgen. Pas de Van Reijbroeck-logica (“G1000”) op erfgoedbeslissingen toe – mooi in lijn met de principes van de Omgevingswet.
Vraag 2b:
Zouden de initiatieven, (vrijwilligers)organisaties of voorzieningen ook een bijdrage kunnen leveren aan publieksbereik en participatie binnen de Malta-archeologie? Zo ja hoe en onder welke voorwaarden?
Antwoord: Als de vraag is of en hoe je participatieve initiatieven in de Malta-archeologie zou kunnen inpassen: misschien wel, maar in het in Nederland bestaande systeem niet heel makkelijk. Er zit namelijk geen publieksbereik/participatie in de Malta-archeologie. Artikel 9 uit het verdrag hebben we er in de implementatie in ons land nadrukkelk buiten gelaten. Ik zou het bovenover doen: Malta is voor de uitvoering, Faro/RvC-aanbevelingen gaan over bestel. Selectiekeuzes mede afhankelijk maken van maatschappelijke noden en kansen, die dus participatief tot stand moeten komen. Van bovenaf ruimte creëren voor maatschappelijke inbreng. Die verplicht laten vullen in de uitvoering waar dat moet en waar dat kan. Maar dat is jullie vraag weer niet...
T.a.v. de ambitie: Leeromgeving organiseren
Vraag 3:
Een aantal van u heeft aangegeven ervaringen te willen uitwisselen en best practices te willen delen. Ook zijn er vragen over de effecten van participatie. De Raad voor Cultuur adviseert om een landelijke voorziening te treffen: een organisatie met visie en expertise, die in lokale projecten advies op maat kan geven over hoe mensen in die specifieke omgeving bij archeologie betrokken kunnen worden en bijscholingsactiviteiten organiseert op het gebied van publieksbereik en participatie.
Is hier behoefte aan? Zo ja, waar moet een dergelijke voorziening aan voldoen?
Antwoord: Neen, niet in die vorm. Gaat om attitude. Lijkt me een herleving van Anno, Erfgoed Actueel en Erfgoed Nederland, en een LKCA in het klein. Zou ik niet doen. Een netwerk van experts die hun sporen verdiend hebben is meer dan voldoende. Wil geen al te grote tussenhandel uitlokken, trekt soms ongure types aan. Zoveel tips en tricks hoef je niet in te kopen. Is meer een kwestie van mentaliteit en, alweer, attitude. Stuur al die bijscholingstypes een weekje als stagiair naar Verhalenhuis Belvédère in Rotterdam.