Meer begrippen voor cultureel erfgoed

  • dec 2022
  • Frank Altenburg
  • 439
  • Maarten Reith
Frank Altenburg
Info | Nieuws
  • Wilma Simons
  • Maarten Reith

“Wie werkt in de geest van Faro moet zich met mensen bezighouden”, zo stelt Riemer Knoop in zijn essay ‘Let’s dance. Bewegen op het snijvlak van participatie, erfgoed en ruimtelijke kwaliteit’.1 Waar Faro de betekenis van het cultureel erfgoed voor de samenleving als uitgangspunt heeft, zal er in de nieuwe erfgoedpraktijken die daardoor in beeld komen ook een open houding moeten zijn voor de taal van de samenleving. Daar doet zich het dilemma voor dat de professionals uit de wereld van het cultureel erfgoed of bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening termen hanteren die niet altijd aansluiten op de belevingswereld van de bewoners en gebruikers van buurt, wijk, dorp, stad, of landschap. Dat blijkt ook uit recent onderzoek onder ruim honderd mensen die betrokken zijn bij erfgoedparticipatie; een aantal daarvan kent het begrip erfgoed niet, of gebruikt het niet in relatie tot de eigen activiteiten.2 Maar wil je erfgoedparticipatie bevorderen, is het juist van belang open te staan voor de diversiteit in bewoordingen waarin mensen over cultureel erfgoed spreken. Als je het erfgoed niet kunt herkennen, kun je het immers ook niet erkennen.

In de Erfgoedwet (2016) is het begrip “cultureel erfgoed” gemunt. De wet hanteert daarvoor een definitie die bijna één op één is ontleend aan het verdrag van Faro (2005). Vervolgens is in de Omgevingswet (die naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treedt) afgebakend wat tot het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving behoort. In beide wetten worden diverse typen erfgoed juridisch gedefinieerd. Denk aan begrippen als: “archeologisch monument”, “monument”, “cultuurgoed”, “stads- en dorpsgezichten”. Beide wetten hebben verder ook betrekking op fenomenen als “immaterieel erfgoed” en “cultuurlandschappen”. Het in wetgeving vastleggen van al deze begrippen draagt bij aan consistentie in beleid, regels en uitvoering. Bijvoorbeeld om te zorgen voor ordentelijke besluitvorming over vergunningverlening of subsidies. Dat vergt eenduidigheid in hantering van begrippen.3

Daar staat tegenover dat in de dagelijkse werkelijkheid museumbezoekers op zaal niet een “cultuurgoed” zien hangen of liggen, maar een schilderij of een historisch voorwerp. Recreanten in Drenthe zien niet een “archeologisch monument”, maar een hunebed of een oude es. Dorpelingen die opkomen voor het behoud van de dorpskerk, zien niet een “monument” maar een oud kerkgebouw waar al generaties werd gedoopt, getrouwd en begraven. Bewoners die ’s avonds aan de stads- of dorpsrand hun hond uitlaten – of zichzelf – zien niet een “cultuurlandschap”, maar maken hun vertrouwde ommetje door of langs het groen. En niet iedereen die Chinees Nieuwjaar viert zal zich bewust zijn op dat moment bezig te zijn met het beoefenen van “immaterieel erfgoed”.

De laatste jaren zijn er vanuit theorie en praktijk al verschillende werkwijzen ontwikkeld en beproefd om in het spreken over wat cultureel erfgoed is meer veelvormigheid in waarden en participanten te krijgen. Denk aan het project Straatwaarden en Meer straatwaarden van de Reinwardt Academie.4 Of aan de methodiek van de ‘emotienetwerken’ van diezelfde academie en Imagine IC.5 Ook gemeenten die bezig zijn met de komst van de Omgevingswet en wat dat betekent voor de zorg voor cultureel erfgoed constateren dat bewoners anders kijken naar erfgoed dan professionals. Wil de gemeente daarbij de juiste beleidskeuzes kunnen maken, dan moet zij dus aansluiten op de belevingswereld van de inwoners.6

Aansluiten bij die belevingswereld betekent kunnen openstaan voor de taal en de terminologie waarin mensen over erfgoed spreken. Dat veronderstelt ook andere vragen kunnen stellen. Niet: “Wat is voor u belangrijk erfgoed in uw gemeente?”. Maar: “Wat zijn voor u belangrijke plekken in uw stad of dorp? En waarom?” Of: “Wat vind je leuk of bijzonder aan je wijk of buurt? En waarom?” Zo zijn tal van vragen te stellen, die gaan over het gebruik van plekken, de wijze waarop mensen samenleven en samen dingen doen, de verhalen en de herinneringen die zij van belang vinden. Met al dat soort vragen kan worden achterhaald wat de waarden en de betekenissen zijn die mensen toekennen aan plekken, objecten of gebruiken.

Kortom, open en pluriform taalgebruik om te kunnen spreken over erfgoed is een voorwaarde voor meer of betere erfgoedparticipatie. Dat lukt het beste, als iedereen in eigen woorden over cultureel erfgoed kan spreken. Mocht dat nodig zijn voor de vertaling naar beleid, regels of uitvoering, kan er altijd weer worden teruggegrepen op de juiste termen uit de wet.

Frank Altenburg


Noten:

1 Zie: https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/erfgoedparticipatie-faro/documenten/publicaties/2022/01/01/erfgoed-is-mensenwerk-samen-verder-met-faro-in-de-leefomgeving

2 Zie: https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/erfgoedparticipatie-faro/documenten/publicaties/2022/01/01/drie-erfgoedbegrippen-nader-bekeken

3 Zie: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2020/01/01/handreiking-begrippenkader-cultureel-erfgoed-onder-de-omgevingswet

4 Zie: https://www.reinwardt.ahk.nl/lectoraat-cultureel-erfgoed/onderzoeksprogramma/straatwaarden/

5 Zie: https://www.reinwardt.ahk.nl/lectoraat-cultureel-erfgoed/emotienetwerken/

6 Zie: https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/omgevingswet/impressies/overzicht-impressies/lessen-in-leren-kijken