Uitkomsten project 'Samen werken aan participatiemogelijkheden in de archeologie'

  • 17 apr
  • Faro-team
  • 1
  • 53
Faro-team
Info | Nieuws

In het project 'Samen werken aan participatiemogelijkheden in de archeologie' heeft een brede coalitie van betrokkenen in de archeologie onderzocht en bediscussieerd welke mogelijkheden er zijn voor vrijwilligers en andere geïnteresseerden om deel te nemen aan archeologisch onderzoek en om zelfstandig onderzoek uit te voeren. Ook zijn verbeteringen en uitbreidingen van die mogelijkheden onderzocht.

Een belangrijke eerste stap was de ontwikkeling van een wegwijzer, die het voor betrokkenen en geïnteresseerden mogelijk maakt op eenvoudige wijze vast te stellen wat op dit moment wel en niet mag. Deze wegwijzer moet een gemakkelijk vindbare plaats op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed krijgen, en vereist uiteraard onderhoud zodat deze actueel blijft. Om te garanderen dat deze kennis een brede verspreiding zal krijgen, wordt deze wegwijzer door middel van een papieren product onder de directe doelgroep verspreid.

Daarnaast is een verkenning uitgevoerd naar de ervaren knelpunten die optreden bij de uitvoering van eigen initiatief voor en participatie in niet-gravend en/of gravend archeologisch onderzoek. Mogelijke oplossingsrichtingen zijn in twee sporen gebundeld, vanuit de Malta-archeologie en daarbuiten.

De aanbevelingen binnen de Malta-archeologie betreffen onder meer het betrekken van archeologische burgerorganisaties en andere bij onderzoeksagenda's, scholing en certificering van vrijwilligers en het opstellen van een handreiking of protocol voor vrijwilligersonderzoek. Buiten de Malta-archeologie is in de eerste plaats meer helderheid en duidelijkheid gewenst over wat er wel en niet mag. Ook worden ruimere mogelijkheden bepleit voor kleinschalige ingrepen, zoals boringen. Toegang tot archeologische digitale systemen voor archeologische vrijwilligersorganisaties is eveneens een belangrijk punt, met bijvoorbeeld op vrijwilligers afgestemde formats voor vondstregistratie en een eenvoudige veldwerkdatabase. Verder worden onder meer een uitbreiding van PAN met andere vondstcategorieën, samenwerking van vrijwilligers en professionals bij synthetiserend onderzoek en een verbreding van de vrijstelling voor statutair archeologische verenigingen naar bijvoorbeeld ook museale instellingen genoemd. Ook worden verschillende oplossingen aangedragen voor knelpunten bij deponering van niet KNA-conforme opgravingen.

Aansluitend laten de samenvattingen van de vier proeftuinen zien met welke beleidsmatige, juridische en praktische omstandigheden vrijwillige archeologen en erfgoedvrijwilligers worden geconfronteerd mochten zij het bodemarchief archeologisch willen onderzoeken; de volledige rapporten van deze proeftuinen zijn als bijlagen aan dit eindrapport toegevoegd.

Bijlagen